Groot Lotharinger

Puntenschaal Groep 2. Tekening

Pos.OnderdeelPunten
1Gewicht10
2Type, bouw en stelling20
3Pels en pelsconditie20
4Koptekening15
5Lichaamstekening15
6Kleur15
7Lichaamsconditie en verzorging5
Totaal100

1. Gewicht

Het gewicht is 5,00 tot 10,00 kg

Puntenschaal voor het gewicht:

Gew. (kg)5,00-5,50>5,50-6,00>6,00-10,00
Punten8910

2. Type, bouw en stelling

Het lichaam is lang en breed. Het type is walsvormig. De rugbelijning is in rusttoestand recht, zonder knik of kuiltje achter de schouders, met een brede soepel afgeronde achterhand. Van bovenaf gezien heeft het lichaam de vorm van een rechthoek. De brede schouders en borst vormen met de goed ontwikkelde ribbenpartij en de goed gevulde achterhand deze rechthoek. De benen zijn fors, sterk en niet te lang. Het ras is middelhoog gesteld. Een juiste stelling toont de aanwezige rasadel.

De kop is krachtig ontwikkeld met breed voorhoofd, brede snuit en sterk ontwikkelde kaken en wangen. Het neusbeen is iets gebogen, bij rammen iets sterker dan bij voedsters. De oren zijn fors en vlezig en aan de oortoppen lepelvormig afgerond, zijn goed behaard en worden V-vormig gedragen. Hiervoor is een krachtige inplanting van de oren noodzakelijk. De minimum oorlengte is 15 cm. Ideaal is 17 cm of langer. Het geheel in harmonie met het lichaam.

Bij vrouwelijke dieren is een kleine enkelvoudige wam toegestaan.

3. Pels en pelsconditie

De pels is van normale lengte, dicht ingeplant en rijk aan onderhaar.

Pelsconditie: zie het algemene gedeelte.

4. Koptekening

Vlinder: De vlinder, waarvan de vleugels de onderkaak zeer dun omzomen, bestaat uit twee gelijke en gelijkvormig afgeronde vleu­gels, welke op beide zijden van de snuit liggen, in beide mondhoe­ken eindigen en strak begrensd zijn.

Doorn: De doorn is aan de bovenzijde fraai afgerond en bevindt zich op het midden van de neusrug. De ideale lengte van de doorn is ongeveer 1,5 cm.

Oogringen: De oogringen zijn goed gesloten en overal van dezelf­de breedte. Ze zijn vrij van uitlopers, haken of zogenaamde “tra­nen”.

Wangstippen: De beide wangstippen bevinden zich op de plaats waar zich het alleenstaande wanghaar op elke wang bevindt. Ze zijn rond of ovaal van vorm, rond heeft de voorkeur.

Orenkleur: De oren zijn gekleurd. De begrenzing aan de oorbasis is zo strak mogelijk. De koptekening is vrij van vlekjes of vlekken (vliegentekening). Bij een ideaal getekend dier behoort een reine kop.

5. Lichaamstekening

Aalstreep: De aalstreep begint direct achter de oren in de nek en loopt zonder onderbreking als een strak begrensde streep over de rug tot aan de staartbasis. Hoe gelijkmatiger en strakker de streep hoe beter. Een goede breedte van de aalstreep is ongeveer 4 cm. De bovenzijde van de staart heeft dezelfde kleur als de aalstreep en vormt zodoende de voortzetting daarvan tot aan het uiteinde van de staart.

Zijdetekening: De vlekken van de zijdetekening zijn op beide zij­den van het lichaam regelmatig verdeeld en gelijk in aantal. Ideaal is 5 tot 8 ronde en strak begrensde vlekken met een middellijn van ongeveer 3 cm op elk zijde. Slechts die vlekken tellen mee die ten­minste 4 cm van de aalstreep verwijderd staan, zodat er tussen aal­streep en zijdetekening een vrij wit kleurveld overblijft. Ook mogen ze niet te dicht bij elkaar staan of samenhangend zijn. De zijdete­kening zit op de achterste helft van het lichaam. De tekening welke daarvoor zit, wordt als kettingtekening beschouwd.

6. Kleur

De kleur is wit, waarop het hierboven omschreven tekeningbeeld duidelijk uitkomt. De Groot Lotharinger is erkend in de kleuren konijngrijs, ijzergrauw, blauwgrijs, blauwgrauw, zwart, bruin, blauw, madagascar, isabella, en driekleur zwart/roodgeel en driekleur blauw/geel. De oogkleur is in overeenstemming met de kleur van de tekeningbeelden. De nagels zijn kleurloos. De kleur van de snorharen is gelijk aan de kleur van het tekeningbeeld waarin ze staan. Zie verder het algemene gedeelte en voor de kleur en kleurverdeling bij driekleur het ras Rijnlander.

7. Lichaamsconditie en verzorging
Zie het algemene gedeelte.

Lichte fouten

Geringe afwijking in type. Geringe afwijking in bouw, zoals bijvoorbeeld: iets korte of iets plompe vorm van het lichaam. Iets dun beenwerk. Scheve, gespleten, iets korte, iets lange, iets spitse of iets platte doorn. Iets diep ingesneden doorn aan de vlinder. Ontbreken van de onderkaakomzoming. Onscherp belijnde vlindervleugels, zoals uitlopers en haakjes. Ongelijke vlindervleugels. Gesloten vlinder op de onderkaak. Gekleurde vlek of vlekjes in halsstreek of kin. Oogringen ongelijk van grootte, niet strak belijnd, iets breed of iets hoekig. Oogringen welke iets hoog naar de oren oplopen of iets diep naar de vlinder afzakken. Wit vlekje in bovenzijde oogring. Iets hoog liggende wangstip of wangstippen. Wangstippen ongelijk van grootte. Oorbegrenzing welke wat hoog begint, maar nog geen 2 cm van de oorbasis is verwijderd. Witte vlekjes op de oren bij de ooraanzet en die zich niet hoger dan 2 cm van de oorbasis op de oren bevinden. Plotselinge verbreding van de aalstreep. Uitlopers, niet groter dan 5 cm, aan de aalstreep. Losstaande vlek(jes) bij de aalstreep. Wit vlekje in de nek en voor de schouderbladen. Eén kettingvlek per zijde. (Hieronder wordt verstaan, vlek die op een afstand van 2 cm of meer van de begrenzing van de aalstreep staat en zich bevind op de voorste helft van de zijde). Wit vlekje, streepje of iets lichte kleur bovenzijde staart. Niet gelijkvormige zijdetekening. Zijdetekening die iets ver naar de aalstreep oploopt of iets laag geplaatst is. Iets ijle of iets samenhangende zijdetekening. Opgesloten witte pluis in zijdetekening. Gekleurde broek- of buikvlekken. Aalstreepvorming op de buik. Eén of meer vlekken op de achtervoeten. Eén of meer vlekken op de voorbenen, op het elleboogge­wricht of op de borst. Gekleurde nagel(s) . Enkele witte haren in de tekeningbeelden. Zie verder lichte fouten in het algemene gedeelte en voor die van de kleur en kleurverdeling bij driekleur het ras Rijnlander.

Zware fouten

Grote afwijking in type. Grote afwijking in bouw. Te dun beenwerk. Te grote wam bij vrouwelijke dieren. Witte vlek in vlinder. Ontbreken van doorn. Vastzitten van één of beide oogringen aan vlinder of oorkleur. Ontbreken van één of beide wangstippen. Vastzitten van één of beide wangstippen aan oogringen. Te veel overtollige vlekken op de kop (vliegentekening). Oplopend wit of losstaande witte vlekjes op de oren, hoger dan 2 cm van de oorbasis. Onderbroken aalstreep. Eén of meer te grote uitlopers, langer dan 5 cm, aan de aalstreep. Twee of meer kettingvlekken. (Hieronder worden verstaan, vlekken die op een afstand van 2 cm of meer van de begrenzing van de aalstreep staan en zich bevinden op de voorste helft van de zijden). Minder dan drie zijdevlekken op één of op elke zijde, achterbeenvlek(ken) tellen niet mee. Te grove, samenhangende zijdetekening. Te veel witte haren in de tekeningbeelden.

Zie verder zware fouten in het algemene gedeelte en voor die van de kleur en kleurverdeling bij driekleur het ras Rijnlander.